Op 5 november verschijnt in De Standaard een artikel van Patrick Loobuyck onder de titel “Waarom we niet betogen tegen de gruwel in Soedan: er valt niets te winnen aan ideologische identiteit”. Patrick Loobuyck is godsdienstwetenschapper, moraalfilosoof en hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen.
Alhoewel hij het protest tegen Israëlisch geweld ook ziet als een uiting van solidariteit legt hij toch de nadruk op het protest als vorm van morele positionering. We willen deugdzame eigenschappen tonen, het is een vorm van selectieve verontwaardiging.
Dimitri Van Den Meerssche is is professor aan Queen Mary University in Londen, gespecialiseerd in internationaal recht, reageerde op facebook. Volgens hem is de kritiek van Loobuyck een een herverpakking van een zeer oude kritiek op bewegingen voor dekolonisering als louter identitair en selectief in mededogen en verontwaardiging. Loobuyck erkent wel dat er een verschil is op gebied van intensiteit en maatschappelijke mobilisatie tussen enerzijds het protest tegen de genocide in Gaza en de “gruwel in Soedan”. Maar dit toeschrijven aan onze herkenbaarheid met de Palestijnen of aan het laten zien van onze deugdzaamheid, raakt kant nog wal.
Van Den Meerssche zegt: “77 jaar na de Nakba en 58 jaar na het begin van de illegale bezetting weerspiegelt de strijd voor Palestijnse vrijheid de strijd tegen een aanhoudend en intensifiërend koloniaal project. Die beweging is historisch met de Zuid-Afrikaanse anti-apartheid en de strijd voor de zelfbeschikking van volkeren verweven. De decennialange illegaliteit van dat koloniaal geweld is ook door de ICJ (het Internationaal Gerechtshof - LS) erkend. Dit leidt tot een intensiteit van solidariteit die niet voortkomt uit selectief mededogen maar uit decennia van politieke mobilisatie rond een onrecht dat teruggaat tot de Balfour Declaration (1917).”
En nog: “Wat cruciaal is: Israëls geweld is enkel mogelijk met de steun van "onze" overheden en instellingen. Als je de analogie met Soedan wil maken: dat zou betekenen dat de RSF direct door ons zou worden bewapend, dat de RSF verregaande handelsprivileges met Europa zou genieten, dat onze regeringsleiders de oorlogsmisdadigers van de RSF een hand boven het hoofd zouden houden en diplomatiek zouden ondersteunen, dat onze defensie en politie materiaal zou aankopen dat in de genocidaire campagne van de RSF werd getest, dat onze parlementairen openlijk hun steun voor de RSF zouden uitspreken, dat onze financiële instellingen aan de genocide zouden verdienen etc. Het intense maatschappelijke verzet tegen de horror in Palestina komt niet voort uit identitair deugdpronken maar uit een politieke analyse en besef dat onze politieke, militaire, economische steun aan Israël een noodzakelijke voorwaarde is voor dat geweld.“
En dat is meteen een goede reden om er op 16 november in Brussel terug te staan.